Vanessa Matz (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, ce jeudi 20 janvier, un article de presse du journal Le Soir révèle les conclusions d’une enquête menée par le Comité P, relative à l’accueil de victimes de violences intrafamiliales dans les commissariats de police.
En 2015, le Comité P avait déjà émis une série de recommandations pour améliorer l’accueil des victimes. Depuis lors, je vous ai, avec d’autres, interrogée ainsi que la secrétaire d’État à l’Égalité des chances sur l’accueil des victimes de violences intrafamiliales. Nous avions également un point relatif à l’accueil des victimes dans des résolutions que nous avons votées sous la précédente législature.
Pour assurer un suivi, le Comité P a mené une nouvelle enquête entre février 2019 et juin 2020.
Le rapport a été discuté en commission au Parlement le mercredi 19 janvier dernier. Les conclusions sont particulièrement éloquentes: manque de formation; zones de police sans
policier référent ou bien un agent sans expérience est commis d’office dans la fonction; les collaborations entre la police et les acteurs externes spécialisés restent très lacunaires; pas de suivi assuré auprès des victimes. Les policiers ont, quant à eux, dénoncé un manque d’offre de formation.
Le Comité P recommande à nouveau d’approfondir la sensibilisation, d’accentuer la formation des policiers, de systématiser les échanges avec les acteurs externes, de faire appliquer à la lettre les circulaires ministérielles.
Madame la ministre, je sais que vous allez me rappeler la série d’actions qui ont été entreprises et que nous avons saluées. Il n’en demeure pas moins qu’elles ont apparemment bien du mal à se concrétiser et, en tout cas, à être rendues visibles sur le terrain.
- Par ailleurs, avez-vous pris connaissance du rapport du Comité P?
- Quel suivi allez-vous assurer?
- Quelles actions concrètes allez vous mettre en place à court, moyen et long terme?
- Des mesures d’urgence exceptionnelles avaient été mises en place durant la crise covid lors des confinements. Ont-elles fait leurs preuves?
- Qu’en est-il advenu?
- On sait toute l’importance, notamment pour le service d’aide aux victimes de pouvoir recontacter les victimes qui étaient venues déposer une plainte quelques semaines ou quelques mois auparavant, et ce suivi initié par une zone de police nous semblait particulièrement intéressant à généraliser à l’ensemble du pays. Allez-vous les poursuivre?
La question des violences est effectivement au cœur du programme du gouvernement. Il reste que les actions concrètes de terrain semblent toujours lacunaires. Par conséquent, je voudrais connaître l’état d’avancement de ce dossier.
Minister Annelies Verlinden: Ik wil eerst het Comité P bedanken voor het omstandige en uitvoerige verslag dat ertoe kan bijdragen de dienstverlening van de politie te verbeteren. Pour ce qui concerne le rapport du Comité P sur la violence intrafamiliale, j’ai reçu plusieurs questions parfois similaires.
Tout d’abord, madame Matz, vous faites notamment référence à la sensibilisation et à la formation des policiers sur la question spécifique de la violence intrafamiliale, à l’existence de bonnes pratiques et au financement d’initiatives sur la violence intrafamiliale dans les zones de police. Par ailleurs, vous soulevez, monsieur Boukili, un certain nombre de problèmes qui ont montré notamment un manque de communication ou plutôt d’échange d’informations, de coordination et de cloisonnement des services au sein des structures de police mais aussi la nécessité d’une meilleure orientation vers les services externes.
Comme vous l’avez vous-même expliqué à juste titre dans votre question, madame Matz, ce rapport du Comité P est très récent et a été discuté, le 19 janvier 2022, au sein de la Minister Annelies Verlinden: Ik wil eerst het Comité P bedanken voor het omstandige en uitvoerige verslag dat ertoe kan bijdragen de dienstverlening van de politie te verbeteren.
Pour ce qui concerne le rapport du Comité P sur la violence intrafamiliale, j’ai reçu plusieurs questions parfois similaires.
Tout d’abord, madame Matz, vous faites notamment référence à la sensibilisation et à la formation des policiers sur la question spécifique de la violence intrafamiliale, à l’existence de bonnes pratiques et au financement d’initiatives sur la violence intrafamiliale dans les zones de police. Par ailleurs, vous soulevez, monsieur Boukili, un certain nombre de problèmes qui ont montré notamment un manque de communication ou plutôt d’échange d’informations, de coordination et de cloisonnement des services au sein des structures de police mais aussi la nécessité d’une meilleure orientation vers les services externes.
Comme vous l’avez vous-même expliqué à juste titre dans votre question, madame Matz, ce rapport du Comité P est très récent et a été discuté, le 19 janvier 2022, au sein de la Kansen.
Onder leiding van de staatssecretaris voor Gelijke Kansen zullen de maatregelen uit het actieplan worden opgevolgd door een zogenaamde toezichtcommissie met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, zoals ngo’s. Daarnaast is ook een interdepartementale werkgroep onder het voorzitterschap van de staatssecretaris voor Gelijke Kansen opgericht.
Die heeft tot doel om de uitvoering van de maatregelen omschreven in het actieplan beleidsmatig en administratief te monitoren. Hierin zullen zowel mijn ambt als de politiediensten vertegenwoordigd zijn en de werkzaamheden van deze werkgroep starten in februari. Het is evident dat de politiediensten de nodige medewerking zullen verlenen aan de opvolging van de maatregelen die op hen van toepassing zijn. Opnieuw verwijs ik voor meer informatie graag naar het kabinet van de staatssecretaris voor Gelijke Kansen.
Voor wat specifiek het sensibiliseren en opleiden van de politiemedewerkers betreft, moet ik helaas opnieuw verwijzen naar de huidige bijzondere omstandigheden van de COVID-19-pandemie, waardoor een aantal opleidingen opgeschort of uitgesteld moest worden. Het was in deze periode immers niet steeds mogelijk om bepaalde opleidingen in optimale omstandigheden te organiseren zodat de deelnemers een zo groot mogelijk leereffect hebben. De verbeterpunten op dat vlak zal ik dan ook zeker meenemen in het opleidingsplan voor de politie, waarin intrafamiliaal geweld overigens expliciet als prioriteit is vermeld, alsook in de erkenningsdossiers voor de basis-, de voortgezette en de functionele opleidingen.
Zowel ten aanzien van de politiescholen als ten aanzien van de politiediensten zal daaromtrent de nodige sensibilisering gebeuren. Dat betekent weliswaar niet dat er inzake sensibilisering en opleiding weinig zou zijn gebeurd. Integendeel, de politie is momenteel bezig met het optimaliseren en afronden van de erkenningdossiers van zowel de voortgezette opleiding van zedeninspecteur als die van politieassistent.
Je souhaite en particulier pointer la formation intitulée « Inspecteur de la police de mœurs pour les centres de prise en charge des violences sexuelles ». Elle a été mise sur pied, en concertation avec l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes, dans le cadre de la mise en place de ces centres de prise en charge. D’une durée de 72 heures, elle a pour objectif de former plus spécifiquement les policiers aux faits de mœurs et de les spécialiser à la conduite d’enquêtes en la matière et à coopérer efficacement avec les partenaires du centre de prise en charge. Cela a principalement trait aux missions de police de première ligne, et vise donc avant tout les policiers affectés aux zones de police locale. Il revient aux différentes autorités d’y inscrire les policiers qu’elles estiment les plus concernés, eu égard à leurs fonctions et service d’affectation.
Avec la mise en place progressive des CPVS, un plus grand nombre d’écoles vont aussi proposer cette formation dès 2022. Je ne peux pas préciser d’emblée le nombre de sessions qui seront organisées, mais le but est de répondre à tous les besoins, qu’il appartient aux autorités zonales de relayer, et d’avoir une participation efficace des services de police aux CPVS.
Daarnaast zal de politie samen met de verschillende directeurs van de politiescholen de inhoud van de basisopleiding met betrekking tot slachtofferschap en misdrijven in het kader van gendergerelateerd geweld in het kader van een onderling overleg nader bekijken.
De harmonisatie en de uniformiteit van de verschillende opleidingen rond intrafamiliaal en seksueel geweld, zowel in de basisopleiding als onder de vorm van voortgezette opleidingen, is trouwens als doelstelling opgenomen in het nieuwe nationale veiligheidsplan, dat binnenkort zal worden goedgekeurd. De inhoud van de opleidingen dient concreet te worden aangepast aan de vigerende wetgeving en de lopende beleidsinitiatieven. Alle initiatieven dienen gebaseerd te zijn op een gendergerelateerde visie op geweld in overeenstemming met de conventie van Istanbul.
Hierbij is het belangrijk oog te hebben voor het onderscheid tussen de politiegeneralist, die zich bezighoudt met interventie, onthaal of wijkwerking, die gesensibiliseerd is voor de problematiek, en de specialist, zoals de zedeninspecteur, de slachtofferbejegenaar of de referentiepersoon, die een deskundige ter zake is, ook al mogen beide niet naast mekaar, maar moeten ze met elkaar opereren.
Ik noteer alvast de aanbevelingen van het Comité P om voortaan meer oog te hebben voor de rol van de wijkagenten. Volgens het rapport moeten de wijkagenten dicht bij de mensen staan, inlichtingen kunnen inwinnen bij de buren, feiten kunnen melden en andere meer gespecialiseerde diensten kunnen waarschuwen voor of informatie kunnen verstrekken over allerlei verontrustende elementen. Ze kunnen gemakkelijker dan andere tussenkomende partijen de mensen in hun privésfeer benaderen en ook bevoorrechte contacten onderhouden met verschillende actoren. Het adequaat opleiden van wijkagenten zou een onmiskenbare meerwaarde zijn, net zoals de uitbreiding van hun momenteel zeer beperkte rol, die weinig of niet bekend of erkend is. Het aspect van nabijheidspolitie kan mijns inziens dan ook het verschil maken.
Mijnheer Boukili, u had het erover hoe het in een aantal zaken fout liep op het vlak van informatiedoorstroming door een gebrek aan communicatie, de verkokerde werking en manke informatie-uitwisseling, maar dergelijke aspecten hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van de opdracht van de gerechtelijke politie, waarbij de politie onder het gezag staat van de gerechtelijke overheden. De richtlijnen daarvoor zijn opgenomen in de COL’s. Ongetwijfeld zullen de gerechtelijke overheden, in het bijzonder referentiemagistraten, die een sturende rol hebben bij de politionele ketengerichte aanpak, ter zake het nodige doen. Als dat gevolgen heeft op de algemene sensibilisering en opleiding van de politiemensen, zullen hiertoe dan weer via mijn ambt de nodige verbetervoorstellen volgen.
In de context van het actualiteitsdebat kan nog verwezen worden naar de toekenning van subsidies aan steden en gemeenten door middel van strategische veiligheids- en preventieplannen waarvoor het totaalbedrag 35 miljoen euro bedraagt, met het oog op de ontwikkeling van preventieprojecten rond verschillende fenomenen waaronder intrafamiliaal geweld en partnergeweld.
De Algemene Directie Veiligheid en Preventie kent in het kader van haar opdracht die subsidies toe ter ondersteuning van het lokaal preventiebeleid aan 109 gemeenten. Van die 109 gemeenten heeft een dertigtal steden en gemeenten intrafamiliaal geweld als prioriteit in hun preventieplannen opgenomen en hebben zij preventieprojecten, specifiek gericht op dat fenomeen, ontwikkeld. Ik denk dan aan sensibiliseringscampagnes, animaties in scholen, de organisatie van workshops voor vrouwen en de oprichting van opvangplaatsen voor slachtoffers en daders.
Naast de financiële ondersteuning biedt de Algemene Directie Veiligheid en Preventie via haar website een thematische ondersteuning aan alle steden en gemeenten door middel van cartografie en fiches van lokale preventieprojecten inzake intrafamiliaal geweld. Bovendien wordt ook specifieke informatie aangeboden over de verschillende aspecten van gendergerelateerd geweld, bijvoorbeeld omtrent eergerelateerd geweld en seksueel geweld.
Voorts werd in het kader van het impulsproject tegen intrafamiliaal geweld zeer recent een oproep naar steden en gemeenten gelanceerd. Zo’n impulsbeleid ten behoeve van steden en gemeenten moet hen ertoe aanzetten om projecten uit te werken ter preventie van intrafamiliaal geweld in samenwerking met andere gemeenten van hun politiezone of andere politiezones.
De doelstellingen van dat project zijn de ondersteuning van de expertise met betrekking tot de problematiek van intrafamiliaal geweld in steden en gemeenten, de aanmoediging van betrokken steden en gemeenten om hun ervaring en deskundigheid met andere steden en gemeenten te delen en zo in het bijzonder de supralokale werking en samenwerking te bevorderen en, tot slot, de ontwikkeling van innoverende proefprojecten. De projecten kunnen nog tot eind februari 2022 worden ingediend, waarna een selectie tot toekenning zal gebeuren.
Daarnaast werd een webpagina gecreëerd op besafe.be, waar alle nuttige informatie voor steden en gemeenten kan worden teruggevonden. Voor de veiligheids- en preventieplannen gaan de extra middelen niet rechtstreeks naar de politiezones maar wel naar de steden en gemeenten die eveneens uitvoering geven aan de multidisciplinaire ketenaanpak rond intrafamiliaal geweld.
Volledigheidshalve laat ik u ook graag weten dat op Europees niveau middelen voor de thematiek worden vrijgemaakt. CERV, Citizens Equality Rights and Values Programme, heeft een oproep gelanceerd voor de preventie van en de strijd tegen gendergerelateerd geweld en geweld tegen kinderen. Daarop heeft de geïntegreerde politie via de directie van de internationale samenwerking van de federale politie een call gedaan om deel te nemen aan projecten die door de lidstaten zouden worden ingediend en goedgekeurd. België wil op die manier ook Europees een rol spelen.
Tot slot beklemtoon ik dat het rapport van het Comité P nog vers van de pers is. Laten we het dus nog verder analyseren om het te doorgronden.
Ik hoef het u wellicht niet te herhalen hoe na die belangrijke problematiek mij na het hart ligt.
Samen met alle bevoegde overheden en diensten, de politiediensten in het bijzonder, zullen wij niet alleen werk maken van de aanbevelingen in het rapport van het Comité P, die specifiek op een crisisperiode slaan, maar ook van de nieuwe beleidsmaatregelen conform het goedgekeurde actieplan.
Mijnheer Moyaers, het is duidelijk dat de Family Justice Centers hun vruchten afwerpen. Daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan, dat in grote mate door de lokale besturen moet worden gedragen. De uitrol van de Family Justice Centers is een Vlaams project en dus ook een Vlaamse bevoegdheid. Mijn kabinet is wel vertegenwoordigd in het begeleidingscomité Onderzoek Family Justice Centermodel in een multidisciplinaire ketenaanpak, dat nagaat hoe die uitrol het best kan worden georganiseerd. Ook de samenwerking met de reguliere welzijnsdiensten, ook met Justitie en politie, wordt daarbij onderzocht met het oog op de uitwerking van een goed werkbaar model omtrent intrafamiliaal geweld. Daarbij is zowel de politie, Justitie als het departement Gelijke Kansen betrokken.
In het huidig stadium lijkt het mij wel belangrijk om de werkzaamheden op het niveau van Vlaanderen eerst af te wachten. Uiteraard zal de politie, naar ik vermoed net als Justitie, op constructieve wijze samenwerken aan alle initiatieven die een multidisciplinaire aanpak van de problematiek beogen. Er is evenwel niet voorzien in een federale financiering van deelstatelijke initiatieven voor de politie.
Vanessa Matz (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse exhaustive dans laquelle je ne peux malheureusement que constater la mise en place de plans, de groupes de travail, de réunions. Comme je le disais, peu de choses semblent se concrétiser sur le terrain même si la volonté – nous l’avons toujours souligné –semble être présente.
Quand je vous entends dire que vous venez à peine – et c’est juste – d’hériter de ce rapport du Comité P, je rappelle que le problème de la formation, des référents, de l’accueil des victimes dans les commissariats n’est pas neuf. Il ne date pas du 19 janvier, date du dépôt de ce rapport. Il est plus que temps de passer à la vitesse supérieure! J’entends aussi que le covid a ralenti une série de choses. La pandémie ne dure pas depuis cinq ans non plus, ni d’ailleurs depuis le nombre d’années que les partis politiques mettent le dossier de l’accueil des victimes sur la table! Il est plus que temps d’agir car c’est aussi la garantie que les victimes puissent aller déposer une plainte parce qu’elles auront le sentiment d’être entendues et d’être considérées comme telles.
C’est bien là le problème. On le sait depuis le début. Dans les violences intrafamiliales, c’est la crainte de ne pas être crues et entendues qui conduisent les victimes à ne pas porter plainte. La qualité de l’accueil dans les commissariats est primordiale!
J’entends toute une série d’actions. Le mieux est l’ennemi du bien. Ici, on a l’impression que plein de choses sont pensées mais ne sont pas concrétisées. On vous exhorte à mettre en application ces mesures très rapidement pour que les victimes se sentent écoutées et autorisées à porter plainte, ce qui est essentiel.